Hallo, daar zijn we weer. Kikkerdril in de vijver. Na een paar nachten geknor en gebrom van de bruine kikkers lag er een flinke klomp kikkerdril, en de twee dagen daarna werd dat nog wat meer.
Schimmel? Huidziekte? Ranavirus?
Een jaar of twee terug merkte ik op de foto’s van de kikkers in de vijver op dat sommigen ziek leken. Althans: ze leken een schimmel te dragen, of een huidziekte. Ze hadden grijze blaren op hun huid. Aangezien er voor kikkers nogal bedreigende ziekten rondwaren, zoals het ranavirus (rana = kikker, dus eigenlijk gewoon het kikkervirus), sloeg de schrik me om het hart en vreesde ik voor de kikkerpopulatie in mijn buurt. Toen het vorig jaar lang duurde voor ik de kikkers in de vijver hoorde, maakte ik me zorgen.
Maar het heeft er alle schijn van dat het hier gaat om het ranid herpes virus (ranid= kikkerachtige, dus kikkerherpes). Die ziekte manifesteert zich in de paartijd, maar de symptomen verdwijnen weer aan het eind van de lente, begin zomer. Ik nam dat gelukkig zelf ook waar, waardoor ik bijna zeker weet dat het kikkerherpes is. En zéker geen kikkervirus.
Met dank aan Ravon, die me op het juiste pad hebben gezet.
Hieronder: het ging me om het kikkerdril, maar later zag ik op de foto dat deze kikker onder de blaasjes zit.
Amfibiën – net als zoveel dieren trouwens – hebben natuurlijk een volkomen uitdrukkingloos gezicht. Dichter Chris J. van Geel schreef begin jaren ’70 over een pad een gedicht waar ik altijd aan denk als ik naar de ogen van kikkers en padden kijk.
Op korte blote armpjes kijkt
een pad van onderen mij aan,
een oog waarin geen spoor van schaduw,
niets is te lezen dan bestaan.
Hieronder: van Geel’s ogen, waarin niets te lezen is dan bestaan.
Dit wist ik helemaal niet Dolf! Ik ga de kwakers bij ons eens inspecteren.
En wat een prachtfoto van Geel’s ogen, een sieraad in zijn kop!
Maar geen paniek hoor: als ze dat virus hebben, verdwijnen de symptomen. De kikkers lijken er geen last van te hebben.