Je wordt alleen moerasvarken genoemd als je het bijhorende geluid in een moeras maakt. En dat doen waterrallen dus. Schuwe vogels, die zich maar weinig in het zicht begeven.
Waterrallen zijn rallen, een orde uit de familie der kraanvogelachtigen. Dat klinkt heel opmerkelijk en dat is het eigenlijk ook. Van een echte verwantschap is namelijk nauwelijks sprake.
De hokjesgeest der biologen staat echter voor niets, en dus zijn rallen – waar meerkoeten en waterhoenen ook bij horen – ooit familie van de kraanvogel gemaakt.
Hierboven: gebouwd om tussen het riet te sluipen.
Eerst hoorde ik de waterral. Later zag ik hem en nog even later, helemaal mooi, zag ik een tweede! Bij elkaar trouwens.
Natuurlijk zijn er mensen die nu oprecht menen dat ze heel vaak waterrallen zien maar dat zijn waterhoentjes. Nu doet de waterral inderdaad ook wel een beetje denken aan de waterhoen. Maar de waterhoen (het waterhoen?) heeft een veel kortere snavel, en een rode bleskap. Zo’n doorlopende snavel, net als een meerkoet.
Maar vergissingen zijn nu eenmaal snel gemaakt en vergeven. Als je een bijzondere waarneming deelt in het lokale nieuws menen veel lezers oprecht dat ze ‘er ook een hebben gezien’. Naar aanleiding van mijn stukje over de zeearend schreef iemand dat hij er al een paar keer een op het balkon had gehad met een prooi. Stel je voor: een zeearend met een dode gans op je balkon. Tja. Zal wel een sperwer geweest zijn.
Hieronder: op de terugweg keek ik nog even naar een torenvalk en hij keek naar mij.
Hieronder: bonus. Knobbelzwanen in de schemer.