Niet altijd zonneschijn op Schiermonnikoog
Misschien kwam het door mijn bordeauxrode joggingbroek en mijn wat lange haar (ik ga niet zo gek vaak naar de kapper), maar toen ik in de herfst op weg was naar de fietsenstalling zei een tegemoetkomende moeder tegen haar zoontje: “Ga maar even opzij voor die mevrouw.”. Ik zei vervolgens vriendelijk “Goedemorgen” met mijn (relatief) lage stem. Het kereltje stond perplex.
Even later fietste ik langs ze. Het ventje keek nog eens goed. Achter me hoorde ik hem zeggen “Nee, ik denk toch dat het een mevrouw is.”. Met een geknakt ego ging ik naar de bakker en stapte daar zo mannelijk mogelijk binnen.
Communiceren met markeringen
Ik was in in mijn eentje naar het oosten van het eiland gelopen. Het was zomer en ook dan is het daar fantastisch. Licht, ruimte, rust, natuur, en geen mensen! Toen ik ergens bij paal 13 was kreeg ik een berichtje van mijn vrouw: ze had een kadaver gevonden (leuk voor de natuurverzameling) en had de plek met een paar takken gemarkeerd. Mooi! Op de terugweg zag ik inderdaad haar markering staan. Ik maakte en foto en bedacht hoe ik hier zou schrijven da het zo mooi is dat wij zelfs middels takken met elkaar communiceren. Maar waar was het kadaver? Ik zocht en zocht, maar vond niets. Toen we elkaar weer zagen liet ik de foto zien. Dit was een andere markering. Joost mag weten van wie en van wat.
Hieronder: de markering. Het had zo mooi kunnen zijn. De markering die mijn vrouw had geplaatst vonden we niet meer terug. (tekst gaat verder onder de foto).
Meer egoschennis
Het was niet de eerste keer dit jaar dat mijn ego eraan moest geloven. Toen ik jarig was, stonden er een stuk of zes-zeven padvindsters van een jaar of 11 voor mij te zingen (lang verhaal hoe en waarom). Toen ze klaar waren, vroeg ik “Nou, he oud denken jullie dat ik geworden ben?” (Ik was die dag 53 geworden en meende er fris uit te zien voor mijn leeftijd). Zonder nadenken zei de aanvoerster heel beslist: “65”.
Hieronder: bij paal 12 rustte ik uit. Ik legde mijn fototas niet in het zand (slecht voor fotospullen) maar op de rand van die nogal hoge kist, en maakte deze foto met de camera op het statief. Achter hoorde ik een plof. De tas was in de kist gevallen. Toen ik op de rand bungelde viel ik zelf ook bijna in de kist, maar ik kreeg mijn tas nét te pakken en hees hem omhoog. Alleen rolde daardoor mijn groothoeklens eruit. In de kist. (tekst gaat verder onder de foto).
Communiceren met markeringen (wéér mislukt)
Een vriendin vond een kadaver en legde me uit waar het lag. Leuk voor de verzameling? Ik ging op zoek en ja hoor: ik vond het kadaver. Een Jan van Gent! Gaaf. Alleen had ik even niks bij me. Ik markeerde de plek en zou later terugkomen.
Ik nam de volgende dag een grote pot met deksel mee, en zo zou ik zonder problemen (en vieze lucht) op z’n minst de schedel mee kunnen nemen. Het had echter geregend en mijn markering was onvindbaar. Toen ik het kadaver eindelijk vond – voor een deel ondergestoven – moest ik gaan graven. Ik had niks bij me behalve die pot, dus met een stok heb ik daar nog een heel tijdje staan poken in het zand. De schedel was weg. Ik heb maar een poot mee naar huis genomen…
Hieronder: gelukkig had ik eerder de schedel al gefotografeerd, voor de zekerheid.