Vanaf het moment dat we in ons huis wonen zijn we bezig geweest met het mooier en natuurvriendelijker maken van de tuin. Lelijke lage gele heggetjes werden met veel geweld uit de grond gerukt, met een hakbijl gingen we de laurierkersen – waar geen vogel ooit in zat – te lijf, er kwamen takkenrillen, minder tegels, meer groen, enzovoorts.
Maar: we realiseerden ons al snel dat je niet in zo’n natuurtuin niet alleen van alles moet doen: je moet er ook van genieten en dus moet je van alles laten. Rustig kijken naar de vruchten van die noeste arbeid. Hoewel vruchten – daar hebben het een andere keer over. Ik bedoel: achteroverleunen en kijken naar welke dieren je tuin weten te vinden.
Natuurdagboek
We houden onze waarnemingen in een schrift bij. Een natuurdagboek, in feite. Daarnaast houden we een soortenlijst bij: elke diersoort die we waarnemen in de tuin komt op de lijst. Natuurlijk: ekster. Koolmees, pimpelmees, daar sloegen we niet steil van achterover. De eerste roodborst, winterkoning en staartmees waren ontzettende leuk, maar ook nog vrij ‘normaal’. En natuurlijk geldt dat ook voor allerlei insecten.
We veerden al veel verder op voor de eerste groenling, putter, zwartkop en bonte specht. Maar er was veel meer.
Hieronder: een van de eerste groenlingen in de tuin.
Inbrekers?
Opeen avond hoorden we, toen we nog maar net in ons huis woonden, geluiden in de tuin. Inbrekers! Ik ging naar beneden, pakte een end hout uit de gang en ging naar de tuin. Niemand te bekennen. Hoewel: twee egels waren bezig met hun paringsritueel en hadden er geen rekening mee gehouden dat wij boven, met het raam open, lagen te slapen. We hebben meteen daarna actie ondernomen. Een egelhuis en een Hele Grote halve bloempot met daaronder een voerbakje met egelvoer zorgen er sindsdien voor dat wij altijd wel een egel in de tuin hebben.
Hierboven: een van de eerste bewoners van ons egelhuis.
Vijver
Ook leuk: we hebben op 12 augustus 2009 de vijver aangelegd. Geheel natuurvriendelijk. Leuk, want daarmee schep je echt een geheel nieuwe biotoop. De eerste groene kikker zagen we op 22 augustus! Dat werd uiteraard gevierd. Zo ook de eerste (bruinrode) heidelibel – een dag later.
Ik hoorde trouwens ook eens een egel in de vijver vallen (je herkent de geluiden van die egel op een gegeven moment wel: het gesnuif, het geritsel, het geknaag). Ik hobbelde naar buiten maar de egel was er op eigen kracht zo uit. Schuine oever.
Bunzing
Onbetwist de leukste waarneming was de bunzing, die tot twee keer toe door onze tuin liep. Telkens liep hij een stukje en pauzeerde even, om zich op te richten en rond te kijken. Navraag bij de stadsecoloog leerde dat ook elders in de stad wel eens bunzingen werden waargenomen. Wij wonen aan de rand van de stad, dus de waarneming van zo’n typische agrarische soort als de bunzing is op zich helemaal niet zo vreemd.
Sperwer
Van de eerste sperwer sloegen we ook steil achterover. Opeens zagen we zo’n boos kijkende roofvogel met felgele irissen op onze koolmezen loeren. Telkens deed ze uitvallen en vloog om de struik waar de zangvogels zich in verschanst hadden. De bedoeling van die uitvallen is dat er prooien van de schrik uit de struik opvliegen. Gelukkig miste die opzet want natuurliefhebber of niet: ik zie niet graag een beestje om zeep geholpen worden. Ook niet als dat in de natuur zo hoort te gebeuren.
Hieronder: dezelfde sperwer zag ik later met een dode tortel landen op de rand van de zandbak achter het huis. Bloed in de speeltuin – wellicht de titel van mijn eerste horrorverhaal.
Andere waarnemingen
Zomaar wat leuke tuinwaarnemingen uit het dagboek:
13 juni 2009: Vanaf 21:30 uur buiten gezeten. Nadat de gierzwaluwen verdwijnen komen de vleermuizen – vermoedelijk dwergvleermuizen. 3 op ongeveer 4 drie meter boven de tuin.
20-augustus 2010 (zon, 23 graden): goudoogdaas. Gemept en gemist door het drinken van bier.
2 november 2010 (17:50 uur): Jong van de egel was al aan het eten. Legde er wat eten bij, jong at gewoon door. Moeder kwam er aan, was wat schuw.
29 december 2010 (bewolkt 0 graden): 10 staartmezen.
11 februari 2012 (zon -1 graad): rietgors man op trosgierst
11 mei 2012: metselbij in voortuin.
9 juni 2012: 5 huismussen, 2 putters, 6 vuurjuffers
Geen tuin?
Bladerend door het natuurdagboek valt me op hoe leuk het eigenlijk is om te doen: zowel de natuurtuin op zich als het bijhouden van alles wat je ziet. Aanrader.
Ik heb er spijt van dat ik toen ik nog (als vrijgezel) in een flatje woonde niet al mijn waarnemingen op het balkon en de galerij bij heb gehouden. Ik herinner me daar bijvoorbeeld de wapendrager te hebben gezien. En natuurlijk de muis die ’s nachts aan de wortels van mijn knotwilg-in-pot zat te knagen.
Maar zelfs de pissebedden op mijn balkon bestudeerde ik. Prachtige dieren, prehistorisch van uiterlijk en inderdaad: miljoenen jaren niet geëvolueerd wegens aanhoudend succes. En interessant. Zo zag ik ooit een blauwe pissebed. Zulke pissebedden lijden aan het iridovirus. De meest voorkomende doodsoorzaak onder pissebedden. Drie weken na de infectie krijgt de pissebed die blauw-paarse kleur (de viruskristallen reflecteren het licht, vandaar de kleur) en ongeveer een week later zal hij sterven. Ook op een balkon is van alles te beleven!
Nog even terug naar die bunzing. Ik heb me wel eens afgevraagd of hij soms in onze tuin woonde. Dat zou je moeten kunnen ruiken. Achter in de tuin ruik ik dan ook al ruim een jaar een musk-achtige stank. Onlangs zag ik op dezelfde plek echter een kater plassen, dus die stank zal wel een geurvlag van een kat zijn. Tegen plassende katten heb ik (nog) geen remedie, tegen schijtende katten wel: we noemen het anti-kat en daarover later in deze serie meer (in de aflevering ‘bestrijding’). Volkomen diervriendelijk, roep ik maar vast.
Vanaf het moment dat we in ons huis wonen zijn we bezig geweest met het mooier en natuurvriendelijker maken van de tuin. Lelijke lage gele heggetjes werden met veel geweld uit de grond gerukt, met een hakbijl gingen we de laurierkersen – waar geen vogel ooit in zat – te lijf, er kwamen takkenrillen, minder tegel, meer groen, enzovoorts.
Maar: we realiseerden ons al snel dat je niet in zo’n natuurtuin niet alleen van alles moet doen: je moet er ook van genieten. Rustig kijken naar de vruchten van die noeste arbeid. Hoewel vruchten – daar hebben het een andere keer over. Ik bedoel: achteroverleunen en kijken naar welke dieren je tuin weten te vinden.
Natuurdagboek
We houden onze waarnemingen in een schrift bij. Een natuurdagboek, in feite. Daarnaast houden we een soortenlijst bij: elke diersoort die we waarnemen in de tuin komt op de lijst. Natuurlijk: ekster. Koolmees, pimpelmees, daar sloegen we niet steil van achterover. De eerste roodborst, winterkoning en staartmees waren ontzettende leuk, maar ook nog vrij ‘normaal’. En natuurlijk geldt dat ook voor allerlei insecten.
We veerden al veel verder op voor de eerste groenling, putter, zwartkop en bonte specht. Maar er was veel meer.
Hieronder: een van de eerste groenlingen in de tuin.
Inbrekers?
Opeen avond hoorden we, toen we nog maar net in ons huis woonden, geluiden in de tuin. Inbrekers! Ik ging naar beneden, pakte een end hout uit de gang en ging naar het raam. Twee egels waren bezig met hun paringsritueel en hadden er geen rekening mee gehouden dat wij boven, met het raam open, lagen te slapen. We hebben meteen daarna actie ondernomen. Een egelhuis en een Hele Grote halve bloempot met daaronder een voerbakje met egelvoer zorgen ervoor dat wij altijd wel een egel in de tuin hebben.
Hierboven: een van de eerste bewoners van ons egelhuis.
Vijver
Ook leuk: we hebben op 12 augustus 2009 de vijver aangelegd. Geheel natuurvriendelijk. Leuk, want daarmee schep je echt een geheel nieuwe biotoop. De eerste groene kikker zagen we op 22 augustus! Dat werd uiteraard gevierd. Zo ook de eerste (bruinrode) heidelibel – een dag later.
Ik hoorde trouwens ook eens een egel in de vijver vallen (je herkent de geluiden van die egel op een gegeven moment wel: het gesnuif, het geritsel, het geknaag). Ik hobbelde naar buiten maar de egel was er op eigen kracht zo uit. Schuine oever.
Bunzing
Onbetwist de leukste waarneming was de bunzing, die tot twee keer toe door onze tuin liep. Telkens liep hij een stukje en pauzeerde even, om zich op te richten en rond te kijken. Navraag bij de stadsecoloog leerde dat ook elders in de stad wel eens bunzingen werden waargenomen. Wij wonen aan de rand van de stad, dus de waarneming van zo’n typische agrarische soort als de bunzing is op zich helemaal niet zo vreemd.
Sperwer
Van de eerste sperwer sloegen we ook steil achterover. Opeens zagen we zo’n boos kijkende roofvogel met felgele irissen op onze koolmezen loeren. Telkens deed ze uitvallen en vloog om de struik waar de zangvogels zich in verschanst hadden. De bedoeling van die uitvallen is dat er prooien van de schrik uit de struik opvliegen. Gelukkig miste die opzet want natuurliefhebber of niet: ik zie niet graag een beestje om zeep geholpen worden. Ook niet als dat in de natuur zo hoort te gebeuren.
Hieronder: dezelfde sperwer zag ik later met een dode tortel landen op de rand van de zandbak achter het huis. Bloed in de speeltuin – wellicht de titel van mijn eerste horrorverhaal.
Andere waarnemingen
Zomaar wat leuke tuinwaarnemingen uit het dagboek:
13 juni 2009: Vanaf 21:30 uur buiten gezeten. Nadat de gierzwaluwen verdwijnen komen de vleermuizen – vermoedelijk dwergvleermuizen. 3 op ongeveer 4 drie meter boven de tuin.
20-augustus 2010 (zon, 23 graden): goudoogdaas. Gemept en gemist door het drinken van bier.
2 november 2010 (17:50 uur): Jong van de egel was al aan het eten. Legde er wat eten bij, jong at gewoon door. Moeder kwam er aan, was wat schuw.
29 december 2010 (bewolkt 0 graden): 10 staartmezen.
11 februari 2012 (zon -1 graad): rietgors man op trosgierst
11 mei 2012: metselbij in voortuin.
9 juni 2012: 5 huismussen, 2 putters, 6 vuurjuffers
Geen tuin?
Bladerend door het natuurdagboek valt me op hoe leuk het eigenlijk is om te doen: zowel de natuurtuin op zich als het bijhouden van alles wat je ziet. Aanrader.
Ik heb er spijt van dat ik toen ik nog (als vrijgezel) in een flatje woonde niet al mijn waarnemingen op het balkon en de galerij bij heb gehouden. Ik herinner me daar bijvoorbeeld de wapendrager te hebben gezien. En natuurlijk de muis die ’s nachts aan de wortels van mijn knotwilg-in-pot zat te knagen.
Maar zelfs de pissebedden op mijn balkon bestudeerde ik. Prachtige dieren, prehistorisch van uiterlijk en inderdaad: miljoenen jaren niet geëvolueerd wegens aanhoudend succes. En interessant. Zo zag ik ooit een blauwe pissebed. Zulke pissebedden lijden aan het iridovirus. De meest voorkomende doodsoorzaak onder pissebedden. Drie weken na de infectie krijgt de pissebed die blauw-paarse kleur (de viruskristallen reflecteren het licht, vandaar de kleur) en ongeveer een week later zal hij sterven. Ook op een balkon is van alles te beleven!
Nog even terug naar die bunzing. Ik heb me wel eens afgevraagd of hij soms in onze tuin woonde. Dat zou je moeten kunnen ruiken. Achter in de tuin ruik ik dan ook al ruim een jaar een musk-achtige stank. Onlangs zag ik op dezelfde plek echter een kater plassen, dus die stank zal wel een geurvlag van een kat zijn. Tegen plassende katten heb ik (nog) geen remedie, tegen schijtende katten wel: we noemen het anti-kat en daarover later in deze serie meer (in de aflevering ‘bestrijding’). Volkomen diervriendelijk, roep ik maar vast.
Vanaf het moment dat we in ons huis wonen zijn we bezig geweest met het mooier en natuurvriendelijker maken van de tuin. Lelijke lage gele heggetjes werden met veel geweld uit de grond gerukt, met een hakbijl gingen we de laurierkersen – waar geen vogel ooit in zat – te lijf, er kwamen takkenrillen, minder tegel, meer groen, enzovoorts.
Maar: we realiseerden ons al snel dat je niet in zo’n natuurtuin niet alleen van alles moet doen: je moet er ook van genieten. Rustig kijken naar de vruchten van die noeste arbeid. Hoewel vruchten – daar hebben het een andere keer over. Ik bedoel: achteroverleunen en kijken naar welke dieren je tuin weten te vinden.
Natuurdagboek
We houden onze waarnemingen in een schrift bij. Een natuurdagboek, in feite. Daarnaast houden we een soortenlijst bij: elke diersoort die we waarnemen in de tuin komt op de lijst. Natuurlijk: ekster. Koolmees, pimpelmees, daar sloegen we niet steil van achterover. De eerste roodborst, winterkoning en staartmees waren ontzettende leuk, maar ook nog vrij ‘normaal’. En natuurlijk geldt dat ook voor allerlei insecten.
We veerden al veel verder op voor de eerste groenling, putter, zwartkop en bonte specht. Maar er was veel meer.
Hieronder: een van de eerste groenlingen in de tuin.
Inbrekers?
Opeen avond hoorden we, toen we nog maar net in ons huis woonden, geluiden in de tuin. Inbrekers! Ik ging naar beneden, pakte een end hout uit de gang en ging naar het raam. Twee egels waren bezig met hun paringsritueel en hadden er geen rekening mee gehouden dat wij boven, met het raam open, lagen te slapen. We hebben meteen daarna actie ondernomen. Een egelhuis en een Hele Grote halve bloempot met daaronder een voerbakje met egelvoer zorgen ervoor dat wij altijd wel een egel in de tuin hebben.
Hierboven: een van de eerste bewoners van ons egelhuis.
Vijver
Ook leuk: we hebben op 12 augustus 2009 de vijver aangelegd. Geheel natuurvriendelijk. Leuk, want daarmee schep je echt een geheel nieuwe biotoop. De eerste groene kikker zagen we op 22 augustus! Dat werd uiteraard gevierd. Zo ook de eerste (bruinrode) heidelibel – een dag later.
Ik hoorde trouwens ook eens een egel in de vijver vallen (je herkent de geluiden van die egel op een gegeven moment wel: het gesnuif, het geritsel, het geknaag). Ik hobbelde naar buiten maar de egel was er op eigen kracht zo uit. Schuine oever.
Bunzing
Onbetwist de leukste waarneming was de bunzing, die tot twee keer toe door onze tuin liep. Telkens liep hij een stukje en pauzeerde even, om zich op te richten en rond te kijken. Navraag bij de stadsecoloog leerde dat ook elders in de stad wel eens bunzingen werden waargenomen. Wij wonen aan de rand van de stad, dus de waarneming van zo’n typische agrarische soort als de bunzing is op zich helemaal niet zo vreemd.
Sperwer
Van de eerste sperwer sloegen we ook steil achterover. Opeens zagen we zo’n boos kijkende roofvogel met felgele irissen op onze koolmezen loeren. Telkens deed ze uitvallen en vloog om de struik waar de zangvogels zich in verschanst hadden. De bedoeling van die uitvallen is dat er prooien van de schrik uit de struik opvliegen. Gelukkig miste die opzet want natuurliefhebber of niet: ik zie niet graag een beestje om zeep geholpen worden. Ook niet als dat in de natuur zo hoort te gebeuren.
Hieronder: dezelfde sperwer zag ik later met een dode tortel landen op de rand van de zandbak achter het huis. Bloed in de speeltuin – wellicht de titel van mijn eerste horrorverhaal.
Andere waarnemingen
Zomaar wat leuke tuinwaarnemingen uit het dagboek:
13 juni 2009: Vanaf 21:30 uur buiten gezeten. Nadat de gierzwaluwen verdwijnen komen de vleermuizen – vermoedelijk dwergvleermuizen. 3 op ongeveer 4 drie meter boven de tuin.
20-augustus 2010 (zon, 23 graden): goudoogdaas. Gemept en gemist door het drinken van bier.
2 november 2010 (17:50 uur): Jong van de egel was al aan het eten. Legde er wat eten bij, jong at gewoon door. Moeder kwam er aan, was wat schuw.
29 december 2010 (bewolkt 0 graden): 10 staartmezen.
11 februari 2012 (zon -1 graad): rietgors man op trosgierst
11 mei 2012: metselbij in voortuin.
9 juni 2012: 5 huismussen, 2 putters, 6 vuurjuffers
Geen tuin?
Bladerend door het natuurdagboek valt me op hoe leuk het eigenlijk is om te doen: zowel de natuurtuin op zich als het bijhouden van alles wat je ziet. Aanrader.
Ik heb er spijt van dat ik toen ik nog (als vrijgezel) in een flatje woonde niet al mijn waarnemingen op het balkon en de galerij bij heb gehouden. Ik herinner me daar bijvoorbeeld de wapendrager te hebben gezien. En natuurlijk de muis die ’s nachts aan de wortels van mijn knotwilg-in-pot zat te knagen.
Maar zelfs de pissebedden op mijn balkon bestudeerde ik. Prachtige dieren, prehistorisch van uiterlijk en inderdaad: miljoenen jaren niet geëvolueerd wegens aanhoudend succes. En interessant. Zo zag ik ooit een blauwe pissebed. Zulke pissebedden lijden aan het iridovirus. De meest voorkomende doodsoorzaak onder pissebedden. Drie weken na de infectie krijgt de pissebed die blauw-paarse kleur (de viruskristallen reflecteren het licht, vandaar de kleur) en ongeveer een week later zal hij sterven. Ook op een balkon is van alles te beleven!
Nog even terug naar die bunzing. Ik heb me wel eens afgevraagd of hij soms in onze tuin woonde. Dat zou je moeten kunnen ruiken. Achter in de tuin ruik ik dan ook al ruim een jaar een musk-achtige stank. Onlangs zag ik op dezelfde plek echter een kater plassen, dus die stank zal wel een geurvlag van een kat zijn. Tegen plassende katten heb ik (nog) geen remedie, tegen schijtende katten wel: we noemen het anti-kat en daarover later in deze serie meer (in de aflevering ‘bestrijding’). Volkomen diervriendelijk, roep ik maar vast.
Vanaf het moment dat we in ons huis wonen zijn we bezig geweest met het mooier en natuurvriendelijker maken van de tuin. Lelijke lage gele heggetjes werden met veel geweld uit de grond gerukt, met een hakbijl gingen we de laurierkersen – waar geen vogel ooit in zat – te lijf, er kwamen takkenrillen, minder tegel, meer groen, enzovoorts.
Maar: we realiseerden ons al snel dat je niet in zo’n natuurtuin niet alleen van alles moet doen: je moet er ook van genieten. Rustig kijken naar de vruchten van die noeste arbeid. Hoewel vruchten – daar hebben het een andere keer over. Ik bedoel: achteroverleunen en kijken naar welke dieren je tuin weten te vinden.
Natuurdagboek
We houden onze waarnemingen in een schrift bij. Een natuurdagboek, in feite. Daarnaast houden we een soortenlijst bij: elke diersoort die we waarnemen in de tuin komt op de lijst. Natuurlijk: ekster. Koolmees, pimpelmees, daar sloegen we niet steil van achterover. De eerste roodborst, winterkoning en staartmees waren ontzettende leuk, maar ook nog vrij ‘normaal’. En natuurlijk geldt dat ook voor allerlei insecten.
We veerden al veel verder op voor de eerste groenling, putter, zwartkop en bonte specht. Maar er was veel meer.
Hieronder: een van de eerste groenlingen in de tuin.
Inbrekers?
Opeen avond hoorden we, toen we nog maar net in ons huis woonden, geluiden in de tuin. Inbrekers! Ik ging naar beneden, pakte een end hout uit de gang en ging naar het raam. Twee egels waren bezig met hun paringsritueel en hadden er geen rekening mee gehouden dat wij boven, met het raam open, lagen te slapen. We hebben meteen daarna actie ondernomen. Een egelhuis en een Hele Grote halve bloempot met daaronder een voerbakje met egelvoer zorgen ervoor dat wij altijd wel een egel in de tuin hebben.
Hierboven: een van de eerste bewoners van ons egelhuis.
Vijver
Ook leuk: we hebben op 12 augustus 2009 de vijver aangelegd. Geheel natuurvriendelijk. Leuk, want daarmee schep je echt een geheel nieuwe biotoop. De eerste groene kikker zagen we op 22 augustus! Dat werd uiteraard gevierd. Zo ook de eerste (bruinrode) heidelibel – een dag later.
Ik hoorde trouwens ook eens een egel in de vijver vallen (je herkent de geluiden van die egel op een gegeven moment wel: het gesnuif, het geritsel, het geknaag). Ik hobbelde naar buiten maar de egel was er op eigen kracht zo uit. Schuine oever.
Bunzing
Onbetwist de leukste waarneming was de bunzing, die tot twee keer toe door onze tuin liep. Telkens liep hij een stukje en pauzeerde even, om zich op te richten en rond te kijken. Navraag bij de stadsecoloog leerde dat ook elders in de stad wel eens bunzingen werden waargenomen. Wij wonen aan de rand van de stad, dus de waarneming van zo’n typische agrarische soort als de bunzing is op zich helemaal niet zo vreemd.
Sperwer
Van de eerste sperwer sloegen we ook steil achterover. Opeens zagen we zo’n boos kijkende roofvogel met felgele irissen op onze koolmezen loeren. Telkens deed ze uitvallen en vloog om de struik waar de zangvogels zich in verschanst hadden. De bedoeling van die uitvallen is dat er prooien van de schrik uit de struik opvliegen. Gelukkig miste die opzet want natuurliefhebber of niet: ik zie niet graag een beestje om zeep geholpen worden. Ook niet als dat in de natuur zo hoort te gebeuren.
Hieronder: dezelfde sperwer zag ik later met een dode tortel landen op de rand van de zandbak achter het huis. Bloed in de speeltuin – wellicht de titel van mijn eerste horrorverhaal.
Andere waarnemingen
Zomaar wat leuke tuinwaarnemingen uit het dagboek:
13 juni 2009: Vanaf 21:30 uur buiten gezeten. Nadat de gierzwaluwen verdwijnen komen de vleermuizen – vermoedelijk dwergvleermuizen. 3 op ongeveer 4 drie meter boven de tuin.
20-augustus 2010 (zon, 23 graden): goudoogdaas. Gemept en gemist door het drinken van bier.
2 november 2010 (17:50 uur): Jong van de egel was al aan het eten. Legde er wat eten bij, jong at gewoon door. Moeder kwam er aan, was wat schuw.
29 december 2010 (bewolkt 0 graden): 10 staartmezen.
11 februari 2012 (zon -1 graad): rietgors man op trosgierst
11 mei 2012: metselbij in voortuin.
9 juni 2012: 5 huismussen, 2 putters, 6 vuurjuffers
Geen tuin?
Bladerend door het natuurdagboek valt me op hoe leuk het eigenlijk is om te doen: zowel de natuurtuin op zich als het bijhouden van alles wat je ziet. Aanrader.
Ik heb er spijt van dat ik toen ik nog (als vrijgezel) in een flatje woonde niet al mijn waarnemingen op het balkon en de galerij bij heb gehouden. Ik herinner me daar bijvoorbeeld de wapendrager te hebben gezien. En natuurlijk de muis die ’s nachts aan de wortels van mijn knotwilg-in-pot zat te knagen.
Maar zelfs de pissebedden op mijn balkon bestudeerde ik. Prachtige dieren, prehistorisch van uiterlijk en inderdaad: miljoenen jaren niet geëvolueerd wegens aanhoudend succes. En interessant. Zo zag ik ooit een blauwe pissebed. Zulke pissebedden lijden aan het iridovirus. De meest voorkomende doodsoorzaak onder pissebedden. Drie weken na de infectie krijgt de pissebed die blauw-paarse kleur (de viruskristallen reflecteren het licht, vandaar de kleur) en ongeveer een week later zal hij sterven. Ook op een balkon is van alles te beleven!
Nog even terug naar die bunzing. Ik heb me wel eens afgevraagd of hij soms in onze tuin woonde. Dat zou je moeten kunnen ruiken. Achter in de tuin ruik ik dan ook al ruim een jaar een musk-achtige stank. Onlangs zag ik op dezelfde plek echter een kater plassen, dus die stank zal wel een geurvlag van een kat zijn. Tegen plassende katten heb ik (nog) geen remedie, tegen schijtende katten wel: we noemen het anti-kat en daarover later in deze serie meer (in de aflevering ‘bestrijding’). Volkomen diervriendelijk, roep ik maar vast.
Ik kan wel eens proberen dat kauwenpaartje aan mij te laten wennen, als ik de balkondeur opendoe vliegen ze niet weg. Nu nog iets vinden wat ze zo lekker vinden dat ze het uiteindelijk uit mijn hand eten.
En de tijd en geduld……… 🙂
Kauwtjes eten natuurlijk van alles. Dus dat lukt wel. Eerst gooi je iets niet helemaal in hun richting (niet naar ze toe want dan schrikken ze), en elke dag gooi je het eten ietsje minder ver weg. Op een gegeven moment eten ze voor je neus, en dan eten ze ook heel snel uit je hand. Wij hadden thuis vroeger een kauw die op onze schouder kwam zitten. Als ik ‘s ochtends wakker werd deed ik mijn slaapkamerraam open en kwam hij meteen aanvliegen. In het weekeinde hoorde ik hem om dezelfde tijd dan roepen.
Leuk zeg zo’n tuindagboek om alle waarnemingen in te zetten, en je hebt al veel leuke soorten in je tuin gehad. Ik zie dat ik toch ook wat beter op mijn balkon moet kijken….naast de meesjes en kauwen die nu op het voer afkomen, is daar toch ook genoeg te zien. Afgelopen zomer liep er een muisje, dus je hebt helemaal gelijk, op een balkon is ook genoeg te zien.
groetjes Ghita
En sowieso: ook op je balkon kun je een dagboek bijhouden. Leuk om te doen, er is vast genoeg te zien. Kauwtjes kun je trouwens vrij makkelijk tam krijgen. Dan eten ze uit je hand: lachen! Leuke slimme beestjes.