Het klinkt als een rij scheldwoorden waarvan er een niet in het rijtje thuis hoort. En ergens klopt dat wel, want ik gebruik het woord troglodiet (holbewoner) nog wel eens ter bemoediging van een collega. Maar troglodytes troglodytes is de wetenschappelijke naam van de winterkoning. En dit is een verhaal over leugens en bedrog.
Winterkoning of paternosterbol?
Her en der lezen we dat de winterkoning zijn naam dankt aan een sage die reeds in de klassieke oudheid bekend was.
Complete onzin.
Die sage in het kort: de vogels wilden een koning kiezen, en spraken af dat wie het hoogst kon vliegen, koning werd. De arend vloog het hoogst, maar wie had zich verstopt tussen de veren van de arend en vloog op (toen de arend dacht de titel in zijn zak te hebben), en kwam zo net iets hoger dan de arend? De winterkoning.
Er waren wat jaloerse vogels die opeens vonden dat de winnaar ook het diepst moest kunnen komen en dus moest de winterkoning maar in een muizenhol kruipen (de winterkoning had dus ook holkruiper kunnen heten). De galbakken lieten een (kennelijk makkelijk te manipuleren) uil bij het muizenhol waken, zodat de winterkoning er niet uit durfde, maar die uil viel in slaap en de winterkoning ging er vandoor. Iedereen vond de uil nu een ontzettende prutser, en daarom vliegt hij tegenwoordig maar ‘s nachts.
Maar onzin, dus. Immers: hoe heette de winterkoning dan bij de aanvang van de sage, toen hij nog geen koningstitel verworven had? Holbewoner? Bovendien weten we nu dat aanvankelijk de goudhaan de hoofdrol had in deze sage, maar die kleurrijke dwerg is om kennelijk moverende redenen ooit afgedankt en ingeruild voor een kbv’tje (*).
En waar komt de winter in winterkoning vandaan? Er komt in die sage helemaal geen winter voor. We zijn voor de gek gehouden, mensen.
Hierboven: de winterkoning. Of zoals hij in de Vlaamse Kempen heet: het paternosterbolletje.
Andere naam.
We zijn voor de gek gehouden en dus moeten we een andere naam geven aan dit vogeltje. Ik pleit voor het oud-Hollandse krakernaat. Een onomatopee; men heeft ooit gemeend het kraken van een noot in het geluid van de troglodiet gehoord te hebben.
Taalergernis.
Nu ik toch aan het klagen ben: waarom toch die kleffe verkleinwoorden? Roodborstje, winterkoninkje – bah. Verkleinwoorden gebruik je om groot en klein te onderscheiden. Maar er is geen grote winterkoning. Of een grote roodborst. Dus zo’n verkleinwoord is nergens voor nodig. Ook niet bij wijze van vertedering. Roodborsten zijn agressief en winterkoningen zijn ook niet lief. Elke vertedering is dus misplaatst. Onnodige verkleinwoordjes: verbieden! En dat geldt ook voor die Vlamingen. Paternosterbol.
Hierboven: de roodborst. Niks vertederends aan en dus niet verkleinen.
(*) = Klein Bruin Vogeltje. De categorie waar veel bosvogels door slechte vogeltellers volkomen terecht in samengevat worden.